- plat
- plat1{{/term}}〈het〉1 [streektaal] langue 〈v.〉populaire 〈vooral m.b.t. platteland〉 patois 〈m.〉2 [plat dak] terrasse 〈v.〉3 [vlakke zijde] 〈m.b.t. liniaal, hand〉 plat 〈m.〉4 [plateau] plate-forme 〈v.; meervoud: plates-formes〉♦voorbeelden:1 hij verstaat geen plat • il ne comprend pas le parler local3 het plat van de hand • le plat de la main4 het continentaal plat • la plate-forme continentale〈wielersport〉 vals plat • faux plat————————plat2{{/term}}〈bijvoeglijk naamwoord, bijwoord〉1 [algemeen] 〈bijvoeglijk naamwoord〉 plat2 [horizontaal] 〈bijvoeglijk naamwoord〉 à plat⇒ horizontal3 [stil door staking] 〈bijvoeglijk naamwoord〉 paralysé4 [dialectisch] 〈bijvoeglijk naamwoord〉 patois; 〈bijwoord〉 en patois5 [vulgair] 〈bijvoeglijk naamwoord〉 populaire⇒ vulgaire 〈bijwoord〉 en argot⇒ vulgairement6 [laag-bij-de-gronds] 〈bijvoeglijk naamwoord〉 bas/basse; 〈bijwoord〉 bassement7 [Algemeen Zuid-Nederlands][volkomen] 〈bijwoord〉 complètement♦voorbeelden:1 met de platte hand • avec le plat de la maineen korte platte neus • un nez épatéeen plat vlak • une surface planeplat op de buik • à plat ventre2 plat gaan • aller se pieuter〈figuurlijk〉 iemand plat krijgen • arriver à retourner qn.de zaal plat krijgen • 〈algemeen〉 faire un malheur; 〈m.b.t. lachen〉 faire crouler la salle de rirede patiënt moet twee weken plat • le malade doit garder le lit pendant deux semainesplat op de grond vallen • s'aplatir de tout son long3 een bedrijf plat leggen • paralyser une entreprise4 plat Utrechts • le parler d'Utrechtplat praten • parler populairement; 〈vooral m.b.t. platteland〉 parler patois5 platte humor • de l'humour de bas étageplatte taal • un langage vulgairezich plat uitdrukken • s'exprimer grossièrement7 ik ben er plat voor • je suis pour à 100 %
Deens-Russisch woordenboek. 2015.